Je komt
natuurlijk niet naar Los Planes om de heel de dag te luieren.
Doel is het
bezoek aan het Corcovado Nationaal Park, het grootste park van CR.
Wij moesten al om 5u uit onze nest voor een vroeg ontbijt, want om 5.45u stond de
beestenbak klaar om ons naar Drake Bay te brengen. Daar wordt namelijk
ingescheept voor het bezoek aan het park. Tegenwoordig kan je het park alleen
via de zee bereiken; de enige landtoegang (vlakbij ons hotel ) is tegenwoordig
afgesloten. Wij kozen ervoor om naar La Sirena te gaan; dat bleek al gauw een boottocht van 1,5
uur. In het begin ging het met een flinke snelheid van zo’n 40km/u want een kalme zee; daarna werd het wat meer
een achtbaan, op en neer dus.
In La Sirena
wordt dan weer op het strand geland, dus schoenen uit en via het water naar het
strand. Daar werden door onze gids de eet- en drankpakketjes uitgedeeld, want
de tocht zou een goede 5 uur duren.
Rond 8 uur
konden we dus op weg; gelukkig voor Erna was het terrein niet al te moeilijk.
En gelukkig verliep de tocht ook grotendeels onder het dikke bladerdek, want de
combinatie van hoge temperatuur en hoge vochtigheid kan tellen. We werden echte
stoomketels naarmate de dag vorderde.
Je loopt in
de natuur, en dus is het altijd weer afwachten wat je gaat zien. Vogels hebben
we wel wat gezien, maar toch ook weer geen massa’s: een eenzame toekan, een
paar ara’s, wat arenden en een specht, en een hoop klein grut waarvan ik de
naam alweer vergeten ben.
Wilde Kalkoen
Great Kurrasow
Nogal wat
apen. Een paar keer brulapen (howler
monkeys) ; naar het schijnt produceren die de brultonen via hun middenrif, en
door middel van speciale kaakspieren wordt de geproduceerde klank nog
versterkt.
Ook een heel
stel spinapen (spider monkeys); dat zijn naar het schijnt de tweede snelste
apensoort ter wereld. Alleen de afrikkanse gibbons zijn nog sneller. De
spinapen zijn zo snel omdat hun armen 340° kunnen bewegen, zodat ze een groot
en flexibel armbereik hebben en ze zich snel kunnen verplaatsen.
En tenslotte
ook een hele troep eekhoornapen; een erg kleine soort, max 30cm groot, en
serieus met uitsterven bedreigd.
Tenslotte ook
wat zoogdieren. Agoetis (een soort grote rat) en Caotis (een soort wasbeer met
een lange staart) hadden we bij een vorig bezoek ook al gezien.
Maar waar
iedereen naar uitkijkt is naar de poema, de jaguar en de tapir. Die eerste twee
mag je wel vergeten, want die zijn even zeldzaam als een echte belg.
Maar
tapirs zitten er wel wat meer. Het enige nadeel echter is dat dit nachtdieren
zijn, en dat ze na 6 uur niet meer bewegen. Je moet ze dus gaan zoeken waar ze
rusten; meestal is dat in de nabijheid van een water- of slijkpoel. Maar waar
de gids ook keek, geen tapir te vinden. Met een tip van een andere gids echter
hadden we op het laatste moment, na 5 u zoeken, wat meer geluk. Maar je moet
toch geoefend zijn om zo’n beest onder het struikgewas te vinden; je zou er 5 m
vandaar staan en het toch niet zien. De gidsen zorgen er echter wel voor dat de
dieren niet al te zeer worden verstoord: niet te dichtbij dus, en slechts een
beperkte tijd. Maar toch mooi.
Na de
trektocht weer terug de boot in voor de terugtocht; die zou deze keer wat
langer duren , want de zee was ondertussen een flink stuk ruwer. Over het
water schuren tegen 40km/uur zat er nu
niet in. Het leek wel Parijs-Roubaix rijden in een auto zonder vering; vaak
ferme klappen wanneer we over een flinke golf heen moesten en de zee daarna
twee meter dieper bleek te zijn. Half geradbraakt konden we dus s’avonds onder
de douche na een toch wel leuke dag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten